Notice: A non well formed numeric value encountered in /home/godsking/public_html/processwire/site/templates/_header.php on line 15

Notice: A non well formed numeric value encountered in /home/godsking/public_html/processwire/site/templates/_header.php on line 16

Notice: A non well formed numeric value encountered in /home/godsking/public_html/processwire/site/templates/_header.php on line 17

Notice: A non well formed numeric value encountered in /home/godsking/public_html/processwire/site/templates/_header.php on line 19
God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 3: De Beschermer

De dag was warm en zonnig terwijl ik over het kronkelende pad bij de rivier liep. De rivier stroomde rustig en gelijkmatig langs de voet van de Berg van Openbaring. Het kabbelde verder en verder en maakte zich niet druk over de vraag of ik weet had van de obstakels of wendingen die het in zijn leven tegenkwam. De hoge bomen bleven omhoog kijken met een eeuwig optimisme. Het gras boog zich neer op ieder signaal van de wind, bezig om zijn taak te volbrengen om iedere vierkante centimeter van de grond te bedekken en alle kleine ongeziene wezentjes te beschermen die op onwaarneembare paadjes rondliepen.                                        

Zo nu en dan cirkelde het pad om rotsen van verschillende grootte heen die gevallen waren of daar neergelegd, maar de wandeling was niet moeilijk. Toch stopte ik na een aantal uren om te drinken van de rivier, want het leek schoon water. Ik had geen water meegenomen, omdat ik dacht dat het extra gewicht onnodig zou zijn op deze plek van overvloed (zoals ik geloofde).

Ik kwam er echter achter dat, ook al was het er in overvloed, het water mijn dorst niet leek te lessen. 17 Hoewel ik vaak dronk, leek het me niet te verzadigen. Uiteindelijk, bij het bereiken van een kleine weide tussen de stroom en de voet van de berg, wierp ik mijzelf op de grond, meer uitgeput dan ik zou moeten zijn.

Wat vreemd, dacht ik, dat ik zou kunnen sterven van de dorst naast een sprankelende stroom! Mij uitgedroogd voelend, verlangde mijn ziel naar water en met een groeiende alarmering riep ik uit, “God van Abraham, ik heb zo’n dorst! Geef me alstublieft water dat mijn dorst zal lessen!” 18

Onmiddellijk leek alles om mij heen te bevriezen. De stroom stond plotseling stil en stopte abrupt zijn doelloze eenzijdige conversatie om te luisteren. De zachte bries hield op en een neervallend blad bleef in de lucht hangen. De grond onder mij leek te bewegen en ik ging zitten in verbazing over het gras wat onder me en om me heen langer scheen te worden en te voorschijn kwam in een diepere kleur groen. Schaduwen bewogen over me heen, langzaam de vormen van de bomen aannemend. De zon nam toe in intensiteit. Op dat moment vond een nieuw geluid mijn oren, toen een nieuwe rivier aan mijn zijde ontsprong vanuit een lange, maar smalle opening aan de zijkant van de berg.

Het leek alsof ik getransporteerd was naar een parallelle en onzichtbare dimensie welke de dimensie waar ik in had gewandeld overlapte.  Ik kon nog steeds de aardse dimensie zien vanuit mijn nieuwe gezichtspunt, maar het was gedimd en leek verder weg dan deze nieuwe aarde waarin ik me nu bevond.

Ik was niet alleen. Ik kon een aanwezigheid achter me voelen. Ik draaide me om en zag een man bij een boom staan naast de nieuwe rivier. Hij had doordringende ogen die me dwongen te geloven dat hij me al een lange tijd kende. Hij hield een getrokken zwaard vast 19 dat brandde met blauwe en oranje vlammen. Mijn hart bonkte in mijn keel op dat moment, maar aangezien hij geen bedreigende beweging maakte, kalmeerde ik mijzelf en sprak tot hem. “Meneer, wie bent u en wat is dit voor plaats?”

“Ik ben de beschermer van de boom,” zei hij, terwijl hij knikte naar de boom naast hem. Het was een prachtige boom van middelmatige hoogte, vol met rijp fruit dat ik niet kon thuisbrengen. De boom leek levend te zijn – Ik bedoel, echt te leven – want het bewoog en leek te genieten van een ononderbroken en onuitgesproken communicatie met zijn beschermer.

“Wat betreft uw vraag over deze plaats,” ging de beschermer verder, “je bent een onzichtbaar rijk van tijdloze realiteit binnengekomen. De woorden van jouw hart openden de poort naar Eden, de plaats van oorsprong, waar het leven is gegeven en het leven verloren is gegaan. Het was jouw tijd om te komen, want je werd getrokken door een Kracht die het niet langer toestond dat jouw dorst werd gelest door het water van de vervloekte aarde.”

“Wie heeft deze poort voor mij ontgrendeld?” vroeg ik.

“Niemand mag hier binnenkomen zonder dat de Sleutelmeester 20 de poort voor hem opent en niemand komt hier zonder dat hij hierheen getrokken is. 21 Dit is de Poort van Dood en Leven. Deze poort binnengaan betekent leven; deze verlaten betekent dood.

“Maar ik was levend toen ik hierheen kwam wandelen,” protesteerde ik.

“Je was dood toen je daar wandelde, want je wandelde in het rijk van de dood waar allen sterfelijk zijn.” Hij pauzeerde en anticipeerde toen op een vraag. “De vloek van de dood op de aarde is wettig al gebroken in de hemelse gerechtshof, maar de tijd is nog niet volledig rijp om deze te verwijderen.”

De verrassende verandering van het door deze poort komen had me doen vergeten dat ik nog steeds erg dorstig was. Maar toen ik keek naar de rivier, helder als kristal, herinnerde ik me dat ik mijn dorst nog steeds niet gelest had. Toch twijfelde ik, want als de man met het vlammende zwaard inderdaad een beschermer van de boom was, dan was hij misschien ook de beschermer van de rivier.

“Mag ik drinken van uw rivier?” vroeg ik. “Ik ben echt behoorlijk dorstig.”

“Het is niet mijn rivier,” antwoordde hij. “Toch ervaar ik dat je toestemming hebt gekregen om te drinken en hierheen getrokken werd omdat je een beroep deed op zijn Schepper en Eigenaar. Er is je toegang verleend tot de levensrivier en het zal je helpen om helder te kunnen zien en om de werkelijkheid te kunnen begrijpen.”

“Zijn er kosten aan verbonden?” vroeg ik behoedzaam.

“Het is onbetaalbaar,” zei de beschermer, “want de waarde hiervan is veel groter dan jij of wie dan ook zou kunnen betalen. Maar Een is voor je uit gegaan om de prijs tot dit water te betalen. Het staat geschreven in de scheppingswetten, ‘Laat wie dorst heeft komen; laat wie dat wil vrij drinken van het water dat leven geeft.’ 22 Je drinkt ten koste van iemand anders. Het water komt uit de zijkant van de berg, omdat het stroomt van de kant van de ene die de prijs betaalde. Het is levend water, gekocht door de dood van één zonder zonden en vrijgegeven aan een dorstige wereld door de stoot van een speer.”

Voldaan dat ik door onzichtbare koorden specifiek hierheen was getrokken om me toegang tot deze rivier te verlenen, wandelde ik naar de rand van de rivier, knielde neer, vormde een kom van mijn handen in de koele stroom en bracht het leven ervan naar mijn mond. Vanaf het moment dat het levende water mijn lippen raakte, leek het alsof ik van de ziel van de berg had gedronken. Zijn ziel dompelde zich onder in de mijne en ik was opgestaan van dood naar het leven.

Toen ik opkeek, leek de atmosfeer te veranderen. Mijn ogen werden geopend zodat ik ontelbare wezens boven en naast me zag. Zelfs die van verre kon ik helder zien, alsof afstand in zichzelf was opgehouden te bestaan. Mijn versterkte zintuigen konden plotseling alles voelen. Gesproken woorden werden onnodig, want de woorden van de beschermer waren ineens deel van mij geworden en zijn gedachten werden onmiddellijk uitgedragen zonder innerlijke weerstand of blokkade.

Belangrijker, ik had opeens een beter begrip van alles wat hij tot nu toe gesproken had. Ik ervaarde dat ik alles wist, of eigenlijk dat alle kennis van het universum nu beschikbaar was voor me als ik ervoor koos om het naar me toe te trekken. Tegelijk was de kennis van de schepping en haar Schepper zo omvangrijk, dat zelfs de eeuwigheid ontoereikend zou zijn om alles te leren en begrijpen.

Het water was het leven zelf en iedere druppel was een nieuw woord van openbaring van de Schepper van de berg, wat elke cel in mijn lichaam deed ontwaken. Elk woord zocht naar enig spoor van de dood, om het te verzwelgen en te vervangen met leven.

Toen ik mij opnieuw tot de beschermer wendde, wees hij naar de boom en zei, “Deze boom staat in het nu, op het punt waar de tijd overgaat van wat was naar wat nog zal zijn. Het zijn eigenlijk twee bomen in één, want deze ene boom heeft wortels aan beide kanten van de rivier. 23 Elk heeft zijn doel – verschillend, maar uiteindelijk gelijk, want ze zijn in overeenstemming. Toch is één kant groter dan de andere.”

“Je moet de prioriteiten van deze plaats begrijpen,” gaat hij verder. “Het is tegen de wet om eerst te eten van de mindere boom voordat je van de grotere zou eten, 24 want de kennis die zich in de mindere bevindt moet ondergeschikt blijven aan het leven wat in de grotere is. De mindere brengt begrip over goed en kwaad wat geschreven staat in de wetten van het universum. Zijn kennis is nodig om vorm, gedaante en zelfs schoonheid te creëren; toch zullen alle dingen die tot stand zijn gebracht door kennis alleen, zonder het leven wat gevonden wordt in de grotere boom, dood blijven.”

“Het doel van de mens was om te leven en bewegen, te zijn naar het beeld van de Schepper 25 en om levende dingen te maken. De mens faalde echter om deze roeping te volbrengen, omdat ze eerst kennis zochten vóór het leven. Dit was in strijd met de wil van de Schepper.”

Toen wees hij op iets wat meer aan de zijkant was, wat tot dat moment aan mijn aandacht was ontsnapt. Het was een levenloze man die sliep in het stof. Zijn gedaante was vaag en instinctief wist ik dat hij niet in Eden was, maar aan de andere kant van de sluier in de aardse dimensie.

“Zijn naam,” zei de beschermer, “is Aardmens, 26 de eerstgeborene van deze soort, het prototype van allen die op aarde wandelen in sterfelijkheid. Zo lang als hij daar ligt, blijven allen die in hem zijn dood, hulpeloos en afgesneden van het land van de levenden. Hij zal niet opstaan in die gedaante, want zijn straf was onomkeerbaar.”

Een rilling van afschuw vloog door mij heen en terwijl ik hiernaar keek voegde de beschermer er snel aan toe, “Wees niet bevreesd. De Schepper was wijs genoeg om hier rekening mee te houden en een weg vast te stellen om alle dingen te herstellen. Deze oude man moest ter dood worden gebracht door de rechtvaardigheid van de wet, maar omwille van de liefde en barmhartigheid van de Schepper zal een nieuwe mens opstaan uit de as van de oude.” 27

“Is er iets wat ik hieraan kan doen?” vroeg ik.

“Nee,” zei hij, zijn hoofd schuddende, “dat is de verantwoordelijkheid van een ander die deze roeping heeft. Vanuit ons perspectief hier in Eden, waar alle tijd één is, heeft Hij dit werk al voltooid, want het plan was vooraf al geschreven en uitgevoerd vanaf het begin. Maar vanuit het perspectief van achter de sluier, waar mensen gebonden zijn aan tijd en ruimte, moeten alle vooraf geschreven gebeurtenissen in een opeenvolging gebeuren volgens de wetten van de tijd.”

“In de geschiedenis van het aardse rijk staat geschreven, zoals je tot op zekere hoogte weet, dat de Geroepene de eerste stap al genomen heeft die nodig is om het leven te brengen. Zijn eerste werk is volbracht naar volle tevredenheid van de wetten van de Schepping. Het eerste werk heeft het tweede werk mogelijk gemaakt, een geheim wat maar weinigen op dit moment echt begrijpen.”

“Wat is dat geheime werk?” vroeg ik met grote belangstelling.

“Het is het geheim van een nieuwe schepsel dat is verwekt 28 door de Geest van de Berg. Het geeft de geest van elk dood schepsel een nieuwe identiteit, niet als het oude welke overleden is en niet kan worden opgewekt, maar een nieuwe persoon, onbesmet door de ongehoorzaamheid van zijn voorvader en vrij van zijn doodvonnis.”

Ik overpeinsde dit een tijdje en sprak toen: “Gisteren hoorde ik de Stem mij Anava noemen en Hij vertelde me dat dit de naam was van mijn Nieuw Geschapen Mens.”

“Ja,” zei de beschermer, “Je bent niet langer de zoon van de dode mens, want Anava is de zoon van de Stem Hemzelf, verwekt door de Geest van de Berg. Hoewel je nog loopt in het vlees aan de andere kant van de sluier, maar dat vlees is jouw moeder, niet jouw vader.”

Toen herinnerde ik me – het moet het effect van het levende water zijn geweest – dat ik voor het  hemelse familiegerechtshof was geweest om te verklaren dat de Stem mijn echte Vader was, de Vader van Anava. Daarna was ik niet meer de zoon van de dode mens, maar van de Levende, wiens zaad de Mij had verwekt, die ik geroepen was om te zijn vanaf het begin, en die ik nu ben.

Een gevoel van verdriet en zelfs rouw kwam over mij heen en ik zag de tranen van eeuwen over me heen stromen. Ik was me er van bewust dat hoewel dit gevoel van binnen in mij op kwam wellen, ik het hart van de Schepper zelf voelde, wat deel van mij geworden was toen de eerste druppel van levend water mijn lippen had aangeraakt. Ik voelde het verdriet van de Schepper. Hij was niet verheven over emoties of immuun voor het gevoel van onze zwakheden. 29 Hij had het plan vanaf het begin ontworpen, de precieze kosten van het ouderschap berekend, om alle zonen tot volwassenheid te brengen.

Door dit verdriet voelde ik een zekere geruststelling en werd ik getroost in de wetenschap dat niemand van ons op aarde alleen werd gelaten in onze pijn, maar dat de grote Schepper van het universum bereid was om alles ook te voelen. Hij had vanaf het begin bepaald dat al het lijden gebonden was aan tijd en dat het niet vergeleken kon worden met de heerlijkheid die aan het einde zou komen. 30

Ik mijmerde lange tijd over de openbaring van goddelijk lijden en de uiteindelijke glorie. Toen brak de beschermer de luide stilte door te zeggen, “Je werd hierheen geleid voor de openbaring die je nodig hebt om je roeping te volbrengen. Jij bent Anava en nu dit water van leven ontspringt vanuit je geest naar je ziel om de wereld te bewateren, zul je anderen de betekenis van genade laten zien. De profeten in de geschiedenis hebben geopenbaard dat nederigheid de wortel is van alle genade. 31 Genade alleen verleent toegang tot deze boom van leven, 32 maar genade is vaak verkeerd begrepen en toegepast in de lange donkere eeuwen van mensen op aarde.”

Hij vervolgde, “Een lange tijd heeft het vlammende zwaard deze boom bewaakt, niet om de mensen ervan te weerhouden om te eten van zijn leven-gevende fruit, maar om te onderscheiden wie waardig is en wanneer. Mij werd dit zwaard gegeven met de taak om de boom te bewaken totdat mannen en vrouwen door de juiste poorten zouden komen, de poorten van aanbidding en dankzegging. De wet van het zwaard onderscheidt ziel en geest, net als de gedachten en intenties van het hart. 33 Allen die in de staat van Aardmens blijven zijn verboden ervan te eten, want zij werden allen verkocht in slavernij. 34 Geen enkele schuldenaar mag eten van deze vrucht.”

“Maar valt daar niet iedereen onder?” Vroeg ik. “Wie kan er dan van eten?” Mijn eigen verlangen voor dat fruit was sterker geworden in mij en ik wist niet zeker of het zwaard me toegang tot de boom zou geven.

“De meeste mensen die op aarde rondlopen identificeren zichzelf met de Aardmens, die de grote schuldenaar is,” verklaarde de beschermer. “Dit maakt hen onwaardig net als hij. Zulke mensen identificeren zichzelf met hun ziel, die allemaal afstammen van de originele ziel van Aardmens zelf. Maar het vlammende zwaard kan ziel van geest onderscheiden en losmaken. Hij die zich identificeert met zijn geest is niet langer een kind van Aardmens, maar is verwerkt door de Geest van de Berg. Ziel verwekt ziel; geest verwekt geest.”

Met een plotselinge flits van inzicht, riep ik, “Ik zie het nu! Mijn ziel scheidde zich van mijn geest toen ik de grote kloof kruiste en op deze plek terechtkwam!” Ik vroeg hem, terwijl ik naar het dode lichaam wees wat in een vage vorm dichtbij lag, “Heb ik mijn ziel achtergelaten in die oude man toen ik naar deze plaats kwam?”

“Ja,” antwoordde hij, “dat is de manier waarop je door de Poort van Dood en Leven bent gekomen. Zonder deze scheiding zou de poort je tegengehouden hebben – of eigenlijk zou je de weg hierheen nooit hebben gevonden. Vlees en bloed kunnen niet door de poort. Dit moest je achter je laten. Jij bent geest en om die reden is je bewustzijn hier en niet in de oude dode man. Als dit niet zo was, dan zou je nog steeds ervaren dat je daar in het gras lag in die realiteit.”

“Dit vlammende zwaard ziet er heel bedreigend uit,” waagde ik, “maar mijn hart voelt geen bedreiging.”

“Dat komt omdat je hart in harmonie is met het zwaard. Het zwaard is niet in strijd met hen wiens harten met dezelfde vlam branden. En omdat het zwaard de Geest van de Berg bevat, resoneert het met allen die verwekt zijn door die Geest. Voor hen is het een bron van kracht en leven, maar voor de zielen die deel zijn van de ziel van Aardmens, is dit zwaard angstaanjagend.”

Hij vervolgde, “de enige reden dat dit zwaard een vijand van de ziel is, is omdat de ziel van Aardmens gebonden is aan de dood. Dit zwaard is levend, want het werd gesmeed diep in het hart van de Berg door het woord van de Levende. De dood vreest het leven. Hij die angst heeft is nog gebonden aan de dood. De oranje vlam is de vurige wet van de troon van de Oude Wijze; de blauwe vlam is de saffieren vloer waar de troon op staat.35 De profeten van vroeger tijden vertelden de mensen om een blauwe draad te dragen om zich de wet te blijven herinneren. De blauwe vlam is ook de kleur van de lucht, want het staat voor de wet van de hemel en de Geest van het leven.”

Toen hief de Beschermer zijn zwaard hoog in de lucht op en verkondigde luid, “De Stem heeft Zijn rechtvaardige natuur geopenbaard, wat mensen de wet noemen. Het is de standaard van universele moraliteit en de weerspiegeling van een goddelijk karakter en het neemt geen genoegen met minder in alles wat het tegenkomt. Sterfelijke zielen vinden het onmogelijk om aan zijn eisen te voldoen en daarom doodt het iedere ziel. 36 Tegelijk is diezelfde wet een belofte die het leven geeft aan iedere geest.”

“Maar hoe kan hetzelfde zwaard tegelijk dood en leven betekenen?” vroeg ik.

“Het verdraagt geen overtreding van de wet,” antwoordde hij. “Sterfelijke zielen kunnen niet anders dan falen, maar zij de verwekt zijn door de levende Geest zijn kinderen van het licht die leven volgens die rechtvaardige standaard. De geest van deze wet van leven is geschreven in hun aard.”

Ik dacht hier voor een moment over na om het volledig te kunnen begrijpen. Uiteindelijk sprak ik met nederige vrijmoedigheid, “Vanaf het moment dat ik hier net binnenstapte heb ik het verlangen gehad om van deze boom van leven te eten. Aangezien ik gescheiden ben van mijn ziel en geïdentificeerd met mijn geest ... mag ik van dit fruit eten?”

Hij keek in mijn ogen om mijn hart te doorzoeken. “Ja,” zei hij, “want jij bent een woord van de Stem. Er is een vlammend zwaard in jou, wat getuigt van mijn zwaard.”

Ik stapte naar voren en stak mijn hand uit om één van de vele vruchten te plukken. Terwijl ik het in mijn hand hield, schoten er levende vlammen uit het zwaard in de hand van de beschermer de lucht in, alsof het vol vreugde een geweldige feestdag aan het vieren was. Ik was niet bang, maar met vertrouwen gevuld vanuit het woord dat in me was. Toen bracht ik de vrucht naar mijn mond en begon zijn zoetheid in me op te nemen.

Met elke hap pulseerde er een golf van licht en leven door me heen en mijn ogen werden verlicht. In een moment van tijd verkreeg ik toegang tot de eeuwenoude wijsheid die alleen gebruikt kon worden om de kennis van goed en kwaad te bevatten, zoals de Schepper het bedoeld had vanaf het begin. Wijsheid liet me zijn mogelijkheid zien om de kennis van goed en kwaad te beheren, maar hoe dan ook wendde ik mij tot de beschermer en stond hem nogmaals toe om het me uit te leggen.

“Dus het is niet waar, wat mensen geclaimd hebben,” begon ik, “dat de Schepper mensen in onwetendheid en duisternis wenste te houden toen Hij hen verbood om van de boom van kennis van goed en kwaad te eten. 37 Zulke claims hebben de Schepper verkeerd neergezet door te impliceren dat Hij bang zou zijn voor vrije en geïnformeerde mannen en vrouwen. Velen hebben zich naar de machten van de duisternis gekeerd, omdat ze geloofden dat de Schepper verkeerd zat door hen de wijsheid van de boom van kennis van goed en kwaad te onthouden.”

“Dat klopt,” zei de beschermer droevig. “Dit was het verborgen motief van de slang die de oorspronkelijke beheerders van de aarde verleidde. Hij zette vraagtekens bij de goedheid van de Schepper en presenteerde een gierige en haatdragende Macht die mensen ervan wilde weerhouden om hun volle potentie te bereiken, uit vrees dat zij Hem ten val zouden brengen. Deze perverse kijk op de Schepper was de ongesproken leugen vanaf het begin. Zodra hun gedachten bevuild en bedrogen waren, aten ze van de boom van kennis voordat ze van de boom van leven aten. Zo namen ze de voorkeur voor kennis van goed en kwaad en hielden dit voor wijsheid, want de schaduw van de dood verblindde hun ogen voor de waarheid dat wijsheid de eerste vrucht is van de boom van leven.”

“Dus de zoektocht naar kennis,” antwoordde ik begripvol, “werd hun dominante motief, want zij dachten dat kennis hen leven kon brengen, eerder dan dat leven hen kennis zou brengen. Terwijl ze geloofden dat ze wijs waren, zijn zij dwaas geworden, 38 en hun idee van wijsheid was totaal verschillend van dat van de Schepper.”

“Dat is waar,” zei de beschermer. “En toch, uit liefde, stond de Schepper het niet toe dat ze voorgoed zouden worden opgesloten in een dergelijke staat van duisternis, noch zou Hij toestaan dat Zijn kinderen in een staat van onenigheid zouden zijn met Hem. Dat is waarom ze geen toegang mochten krijgen tot de boom van leven. Als ze de mogelijkheid hadden gehad om van die boom te eten na eerst van de andere gegeten te hebben, dan zouden ze voorgoed vast zitten in een staat van ongehoorzame onsterfelijkheid. In zo’n staat zou kennis over levenswijsheid geregeerd hebben.”

Hij pauzeerde een moment en ging toen verder, “als Aardmens eerst van de boom van leven had gegeten, dan zou hij alle kennis uit het fruit van de andere boom tot zich hebben genomen, maar hij zou het zich toegeëigend hebben door wijsheid op een rechtmatige manier, zonder scheiding en verdeeldheid.... Maar er is een diepere oorzaak die de meesten niet hebben begrepen.”

“Wat is dat?” vroeg ik.

“Als Aardmens alles goed had gedaan, dan zou hij nog steeds ervaring missen. Het goede kennen zonder het kwade te ervaren is betekenisloos. Hoe kan iemand van licht spreken als hij de duisternis niet kent? Wijsheid kan gekend worden door zijn eigen deugd, maar volle wijsheid kan alleen begrepen worden in vergelijking met dwaasheid. De Scheppers wijsheid is buiten ons kennisvermogen. Maar dit is wat ik weet, dat Aardmens zijn val en dood geen ongeluk waren en dat het de Schepper niet heeft verrast. Het werd allemaal meegenomen vanaf het begin en ingepast in de originele blauwdruk. Omdat het vanaf het begin in het plan zat dat de Schepper zijn wil geschonden zou worden, werd de oplossing op hetzelfde moment overwogen en vastgesteld, zodat de Schepper Zijn doel zou behalen en totale overwinning zou bereiken aan het eind.”

“Dan is het duidelijk,” antwoordde ik, terwijl ik in de ogen van de beschermer keek, “dat de sleutel tot het diepere inzicht in de Gedachten van de Schepper is om het verschil te weten tussen Zijn wil en Zijn plan. 39 Mensen hebben Zijn wil vanaf het begin geschonden – en doen dit nog elke dag – maar niets is buiten de grenzen van het goddelijke plan gegaan. Hij is niet verrast en niet beschaamd door hun mislukkingen. En Hij is ook niet machteloos om alle mensen tot hun doel te brengen waar ze voor gemaakt werden.”

Ik stond op en keek in de ogen van de beschermer, waarin ik duidelijk de aanwezigheid van een vuur zag, diep in hem. Ik had de Geest van de Berg al in zijn ogen ontdekt, maar nu zag ik dat de beschermer van de boom ook Jozef was, dat wil zeggen, de échte Jozef. Hij en Jozef zaten in een proces om samen één te worden, terwijl hemel en aarde steeds dichter bij elkaar kwamen.

Met een onuitgesproken begrip tussen ons, kon ik alleen maar staan en naar de beschermer staren met dankbaarheid, wetende dat Jozef deze poort gevonden had en mij hier ook heen had geleid. In het gelijnde gezicht van de beschermer zag ik dezelfde tekenen van ervaring die ik die morgen had gezien in Jozef’s wijze gezicht. Ik wist op dat moment dat ik keek naar de echte Jozef, wiens geest me naar deze plek had geleid.

Ik wist dat het tijd was om te vertrekken, want ik kon niet in Eden blijven. Een nieuwe dag was begonnen en een nieuwe taak lag voor ons. Eden was een tuin van het verleden. Veel water van de geschiedenis was voorbij gekomen. Mensen waren over de hele aarde komen wonen en een stad 40 werd gebouwd om hen plaats te bieden. Zelfs het zwaard zelf was vervangen voor een hele muur. 41 De schepping ging door en ervaring bereidde de mensen voor op een tijd van glorie waarin de schijnbare nederlaag omgezet zou worden in een ware overwinning.

Dus ik stapte terug door de poort en vond mezelf op het gras liggende naast de kabbelende rivier. Ik ging zitten en vroeg me af of ik zojuist wakker werd uit een droom. Het grootste verschil was, dat ik geen dorst meer had. Ik wist dat het doel van mijn wandeling vervuld was en dat het tijd werd om terug te gaan naar de herberg. Ik stond op en liep langzaam terug in de richting waar ik vandaan was gekomen, terwijl ik alles wat me die dag was overkomen nog eens overdacht.

Voetnoten

  1.   — Johannes 4:13.
  2.   — Johannes 4:15.
  3.   — Genesis 3:24.
  4.   — Openbaring 1:18.
  5.   — Johannes 6:44; 12:32.
  6.  — Jesaja 55:1
  7.  — Openbaring 22:2.
  8.  — Genesis 2:17.
  9.  — Handelingen 17:28.
  10.  — 1 Korintiërs 15:47. Adam betekent ‘aards’.
  11.  — 2 Korintiërs 5:17.
  12.  — 1 Petrus 1:23. Grieks: gennea betekent hier ‘verwekken’.
  13.  — Hebreeën 4:15.
  14.  — Romeinen 8:18.
  15.  — De titel van een boek van A.W. Tozer.
  16.  — Efeziërs 2:8.
  17.  — Hebreeën 4:12.
  18.  — Matteüs 18:25
  19.  — Exodus 24:10.
  20.  — Romeinen 7:9, 10.
  21.  — Dit is de fundamentele bewering van vele occultisten, die denken dat God slecht is vanwege het verbieden te eten van de boom van kennis van goed en kwaad. Dit idee wordt gebruikt om de aanbidding van Lucifer te rechtvaardigen, of de slang, die hen wijsheid aanbiedt waardoor ze goden kunnen worden.
  22.  — Romeinen 1:22.
  23.  — In Rom 2:18 is thelèma is de ‘wil’ van God, gekend als de wet van God die mensen overal weerstaan. In Rom 9:19 is boulèma de ‘wil’ (d.i. het plan) van God, welke geen mens kan weerstaan.
  24.  — Hebreeën 11:16; Openbaring 21:2.
  25.  —  Zacharia 2:5.