Notice: A non well formed numeric value encountered in /home/godsking/public_html/processwire/site/templates/_header.php on line 15

Notice: A non well formed numeric value encountered in /home/godsking/public_html/processwire/site/templates/_header.php on line 16

Notice: A non well formed numeric value encountered in /home/godsking/public_html/processwire/site/templates/_header.php on line 17

Notice: A non well formed numeric value encountered in /home/godsking/public_html/processwire/site/templates/_header.php on line 19
God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 3: De burgers van het Koninkrijk

Naast een koning is het tweede belangrijke element van een koninkrijk het burgerschap. Het koninkrijk van God heeft inwoners. Dat zijn zij die God dienen als de koning en die hij heeft verordineerd om deze aarde te regeren. Vandaag de dag worden zij “Christenen” genoemd, hoewel niet iedereen die zich christen noemt ook daadwerkelijk burger is van dit koninkrijk vanuit Gods gezichtspunt gezien. God kijkt naar het hart, niet naar het label dat we onszelf geven.

Het concept van het burgerschap is het belangrijke doel van het vruchtbaarheidsmandaat in Gen 1:28 “wees vruchtbaar en vermenigvuldig..”. Adam en Eva moesten kinderen voortbrengen naar het beeld en de gelijkenis van God. Als zij kinderen hadden voortgebracht voordat ze zondigden, dan hadden ze de zonen van God voortgebracht, naar zijn beeld. Maar na de zondeval, kregen ze kinderen naar hun (gevallen, sterfelijk) evenbeeld. Kinderen van het vlees. Dit onderscheid wordt gemaakt in 1 Kor 15:47-49,

47 De eerste mens is uit de aarde, aards; de tweede Mens is de Heere uit den Hemel. 48 Hoedanig de aardse is, zodanige zijn ook de aardsen; en hoedanig de Hemelse is, zodanige zijn ook de hemelsen. 49 En gelijkerwijs wij het beeld des aardsen gedragen hebben, alzo zullen wij ook het beeld des Hemelsen dragen.

De naam Adam betekent eigenlijk ook “aards”; het komt van het Hebreeuwse woord Adama, dat (rode) aarde betekent. In de verzen hierboven stelt Paulus de eerste Adam tegenover de tweede Adam, Christus. De eerste Adam gaf ons een aards bestaan, maar de laatste geeft ons het hemelse dat God bedoeld heeft vanaf het eerste begin.

De inwoners van het Koninkrijk zijn dus diegenen die het beeld van hun hemelse Vader, het beeld van Christus dragen. Dit is het uiteindelijke Zoonschap. Het proces waardoor iemand het Zoonschap mag ontvangen heeft als sleutel het gelijk worden aan Christus en hun karaktereigenschappen worden door de gehele bijbel heen genoemd. De beste omschrijving van dit proces kan worden gevonden in de hoogtijdagen van Israël.

Deze feestdagen worden beschreven in het boek “De wetten van de tweede komst”. Deze drie feesten herdachten de grote gebeurtenissen in de geschiedenis van het volk Israël vanaf hun uittocht uit Egypte tot hun aankomst in het beloofde land. Deze feesten profeteerden ook onze individuele reis van het gebied van de menselijke koninkrijken naar het Koninkrijk van God.

Deze drie feesten staan voor de drie fasen van ontwikkeling in onze individuele levensreis. Pasen was de dag dat Israël Egypte verliet; dit beeld het moment uit waarop een ongelovige een gelovige wordt; hij “verlaat Egypte”. Dit is de feestdag waarop iemand een inwoner van het koninkrijk van God wordt. En dit gebeurt alleen door het geloof in het ware Lam van God, Jezus Christus.

De tweede feestdag is Pinksteren. Dit feest herdenkt de dag dat God neerdaalde op de berg Sinaï en de 10 geboden aan Israël gaf. Pinksteren is het feest dat staat voor de training, die van burgers in het koninkrijk van God regeerders maakt. Deze training heeft als doel om geestelijke volwassenheid te brengen aan de gelovigen en in zijn hart de principes van de bijbelse wetten in te kerven, zodat hij uiteindelijk op basis van deze wetten mag regeren in het Koninkrijk en op een eerlijke en genadige wijze zal oordelen.

Het derde feest is het Loofhuttenfeest. Dit staat voor de dag dat het de bedoeling was dat Israël het beloofde land introk. Israël was nog niet gereed om het land in te trekken, maar het profeteerde van een later moment, nadat God vele heersers had getraind gedurende de eeuwen om te regeren in het Loofhuttentijdperk dat aanstaande is. Het Loofhuttenfeest zal worden vervuld wanneer de Zonen van God zich openbaren; diegenen die zijn voorbestemd om te regeren onder hun hoofd en koning Jezus Christus.

Burgerschap van het koninkrijk van God wordt verkregen door geloof in Jezus Christus alleen, zoals we ook zagen bij het Paasfeest. Meeregeren in het Koninkrijk vraagt echter volwassenheid die geleerd wordt door gehoorzaamheid zoals uitgebeeld door het Pinksterfeest en uiteindelijk wordt verkregen bij het Loofhuttenfeest.

Het Loofhuttenfeest profeteert over de openbaring van de Zonen van God, wanneer de volwassen burgers van het Koninkrijk volledig gelijk worden aan het beeld van Christus.

Deze drie stappen kunnen worden samengevat met de kernwoorden: geloof, gehoorzaamheid en overeenstemming. De weg naar het Zoonschap begint met geloof. Het verschuift vervolgens naar gehoorzaamheid. Gedurende deze periode moet onze menselijke natuur leren om ons te onderwerpen aan de wil van God. Hij leert Gods stem te verstaan en geleid te worden door de Heilige Geest.

Gedurende deze tijd vinden er grote veranderingen in het hart van de gelovige plaats. Gehoorzaamheid impliceert onderwerping aan de wil van God, of de wil van de gelovige nu wel of niet overeenstemt met de Goddelijke wil. Maar wanneer de gelovige de wegen van God leert verstaan, wordt gehoorzaamheid vervangen door overeenstemming met zijn wil. Overeenstemming ontstaat wanneer een persoon het niet langer nodig heeft om opdrachten te krijgen om iets te gaan doen, omdat deze persoon zelf al weet wat te doen – het wordt zijn natuur. – een innerlijke overtuiging.

Het doel van het zoonschap is noch geloof, nog gehoorzaamheid, maar volledige overeenstemming met de wil van God en het hart van Christus. Dit wordt gerealiseerd bij de vervulling van het Loofhuttenfeest.

Burgerschap van het koninkrijk van God is anders dan het burgerschap van een christelijke natie. De Oudtestamentische natie Israël was in beginsel als christelijke natie ontstaan door Jezus Christus, die zich openbaarde als Yahweh aan Mozes. Dit kunnen we vinden in Ex 15:2 en Jas 12:2, die ons beide zeggen dat “God is mijn Yeshua geworden”. Met andere woorden, Yeshua (Jezus) is de aardse verschijning van Yahweh, de wetgever die de natie Israël schiep door Mozes.

Het woord “christelijk” werd gedurende de periode van Mozes niet gebruikt, maar kan wel op het volk Israël worden toegepast. In feite is Christus de Griekse term voor de Messias, ofwel de Gezalfde die Israël zou regeren. Zolang Jezus zelf nog niet was verschenen als de Gezalfde waren er anderen die tijdelijk als de Gezalfde regeerden, zoals David, die de troon tijdelijk bezat.

Israël werd dus opgericht als christelijke natie, maar had verschillende gebreken onder het Oude verbond, die uiteindelijk fataal bleken te zijn. Als eerste was het Oude verbond gebaseerd op de inwoners zelf, die hadden gezworen gehoorzaam te zijn aan de wet (Ex 19:8), en dit betekende dat hun “zaligheid” gebaseerd was op gehoorzaamheid. Dit was gedoemd te mislukken.

Ten tweede hadden de wetten van deze natie vooral een uiterlijke betekenis in de zin van allerlei religieuze rituelen die voorwaarden waren voor een blijvend burgerschap. De wet was in die zin zwak, dat hij niet het hart van de burger blootlegde maar slechts kon afgaan op uiterlijke rituelen. Haten is bijvoorbeeld een zonde (Mat 5:22), maar een persoon onder het oude verbond moest daadwerkelijk iemand vermoorden om door de wet te kunnen worden veroordeeld. Onder het Nieuwe Verbond echter, moet iemand om aan de voorwaarden voldoen, de gerechtigheid van de Farizeeën overstijgen (Mat 5:20) omdat onder het Nieuwe Verbond iemand in je hart haten voldoende is om iemand uit het Koninkrijk te ontzetten.

De wet is niet weggedaan, maar de eis en van de wet werden uitgebreid van slechts uiterlijke rituelen alleen naar de houding en motieven van het hart.

Een christelijke natie is in essentie een Oude Verbonds-wijze van het toepassen van de wetten van het Koninkrijk. Zolang als een burger de wet gehoorzaam is worden ze niet veroordeeld in de rechtszaal. Het idee om iemand te straffen voor het haten van iemand zou nieuw zijn in de wereldgeschiedenis. Het is ook niet echt praktisch, omdat het een wereldse wijze is om iemands hart te veranderen zonder daarbij het werk van de Heilige Geest in acht te nemen die alleen macht heeft om het hart te veranderen. Het toepassen van straffen voor haat zal alleen maar leiden tot onderdrukking van diegenen die haten. Wanneer de wet van buitenaf wordt opgelegd en toegepast zal het nooit iemands hart veranderen.

Israël ontdekte dat de wetten van God niet konden worden afgedwongen wanneer de meerderheid van de burgers zich niet aan onderwierp aan deze wet – met andere woorden, wanneer deze wetten niet in hun harten werden geschreven. De natuurlijke weg van het vlees is dat een ieder doet wat goed is in zijn eigen ogen. Dit geldt ook voor priesters en leraren der wet. Zij begonnen de wetten te misvormen tot zaken die God nooit heeft gevraagd nog de intentie voor heeft gehad (Mark 7:9). We komen hier later op terug.

De tempel zelf werd zelfs tot een “rovershol” gemaakt (Jer 7:11), ofwel een plaats waar rovers zich veilig konden voelen, ver van de sterke arm der wet. Dit is het moment waarop God het Babylonische leger riep op de natie te vernietigen en hun burgers in ballingschap weg te voeren. Ditzelfde gebeurde in het Nieuwe Testament, omdat Jezus Jeremia's woorden letterlijk citeerde en toepaste op de tempel (Mat 21:13). Veertig jaar later hebben de Romeinen de tempel en de stad verwoest.

Het punt hier is dat een christelijke natie de wetten van God ten uitvoer brengt, maar niet de kracht heeft om het hart van de mensen te veranderen . Dit is de uiteindelijke fatale zwakte. Het koninkrijk van God aan de andere kant, is gebaseerd op het Nieuwe Verbond. Dit concept begint wel in de periode van het Oude Verbond, tegelijk met het moment dat het principe van het Nieuwe Verbond bekend wordt gemaakt (Jer 31:31-34), maar voor de uiteindelijke vervulling van het Nieuwe Verbond was het nodig dat de Messias aan het kruis zou sterven als het Lam van God om dit verbond te bekrachtigen met bloed.

Dus zoals onder het Oude Verbond het burgerschap van Israël gebaseerd was op de daden van een persoon, is onder het Nieuwe Verbond het burgerschap gebaseerd op de hartsgesteldheid van een persoon.

In beide gevallen is het burgerschap gebaseerd op de besnijdenis. Onder het Oude Verbond was dit een fysieke vleselijke besnijdenis. Onder het Nieuwe Verbond is het een besnijdenis van het hart. Onder het Oude Verbond werd het teken van de besnijdenis bijna zonder betekenis omdat het uiterlijke teken niet de gesteldheid van het hart weergaf. Maar de religieuze en politieke leiders zagen de besnijdenis als een teken van iemands burgerschap. Het Nieuwe Verbond verbant de uiterlijke tekenen en gaat direct naar het hart. Wanneer Paulus zegt dat een Jood niet iemand is die de uiterlijke besnijdenis heeft ontvangen, maar de besnijdenis van het hart (Rom 2:28,29) definieert hij het burgerschap van het Koninkrijk van God. Paulus' boodschap was dat iemand de besnijdenis van het hart moest ondergaan om een burger van het Koninkrijk te worden.

Deze boodschap was volledig tegengesteld aan de eisen die de priesters in de tempel stelde, die bewakers bij de deur van het voorhof hadden geplaatst om niet-Joden en vrouwen op afstand te houden. Een ieder die naar binnen wilde moest laten zien dat hij besneden was om zijn Israëlitisch burgerschap aan te tonen. Hun traditie was dat alleen zulke personen het waard waren om voor God te verschijnen. Niemand werd gevraagd naar zijn hartsgesteldheid.

De enige reden dat Israëlieten of Judeers als burger werden beschouwd was vanwege hun besnijdenis, normaal gesproken uitgevoerd wanneer ze 8 dagen oud waren. Maar volgens de wet van God kon een volbloed Israëliet zijn burgerschap verliezen wanneer hij bepaalde wetten overtrad, bijvoorbeeld de wetten van de offerdienst.

Lev 17:1-7 zegt ons dat wanneer een inwoner die een offer brengt,hij dit in de tabernakel of tempel moest brengen om het aan God te tonen. Vers 4 zegt dat als hij dit niet doet, hij afgesneden kon worden van zijn volk. Dit is dus het verliezen van het burgerschap.

Onder het Nieuwe Verbond met Jezus als het ware offer voor de zonde, verliest een burger zijn burgerschap in het Koninkrijk van God door het bloed van Jezus niet naar de plaats te brengen waar Hij zijn naam heeft geopenbaard. Met andere woorden; het bloed van Jezus moet worden aangebracht op onze voorhoofden, omdat wij nu de ware tempel zijn waar Hij zijn naam geplaatst heeft (Opb 22:4). Iedereen die dit niet doet is geen burger van het Koninkrijk van God.

De wet is geestelijk (Rom 7:14). Deze wet moet worden toegepast in het Koninkrijk van God, maar niet op dezelfde wijze als onder het Oude Verbond.

Het Nieuwe Verbond onthuld een waarheid die altijd al waar is geweest , maar die niet algemeen bekend was. Het was de waarheid dat het burgerschap door God wordt erkent op basis van het hart, niet op basis van uiterlijke tekenen. De bekrachtiging van het Nieuwe Verbond maakte het duidelijk dat een ieder met alleen een besnijdenis van het vlees NIET een inwoner van het Koninkrijk was. Dit heeft niets te maken met iemands afkomst. Het was een toepassing van de wet die nu onder het Nieuwe Verbond bekrachtigd is.

Het is altijd zo geweest dat afstammelingen van Adam die geen Israëliet waren burgers van Israël konden worden. Onder het Oude Verbond moesten zij worden besneden. Op dat moment werden ze echter nog vaak behandeld als 2e rangs burgers, en dit weerhield velen ervan om dit ook daadwerkelijk te doen. Onder het Nieuwe Verbond moeten allen de besnijdenis van het hart ondergaan, waarbij afkomst niet belangrijk is. Ook Israëlieten moeten besneden worden van het hart.

Gal 3:28 zegt:

28 Daarin is noch Jood noch Griek; daarin is noch dienstbare noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij allen zijt een in Christus Jezus.

Allen hebben dezelfde mogelijkheid om burger te worden van dit Koninkrijk, en allen ontvangen het burgerschap op dezelfde wijze. Niemand kan zijn afkomst aanwenden, of zijn besnijdenis aanvoeren als basis voor het burgerschap. Er is een gelijke kans voor alle Adamieten.