Notice: A non well formed numeric value encountered in /home/godsking/public_html/processwire/site/templates/_header.php on line 15

Notice: A non well formed numeric value encountered in /home/godsking/public_html/processwire/site/templates/_header.php on line 16

Notice: A non well formed numeric value encountered in /home/godsking/public_html/processwire/site/templates/_header.php on line 17

Notice: A non well formed numeric value encountered in /home/godsking/public_html/processwire/site/templates/_header.php on line 19
God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 4: Pinksteren

Israëls tweede grote feest is Pinksteren. Het stond oorspronkelijk bekend als het Wekenfeest of het Oogstfeest. Maar in de drie eeuwen voor de komst van Jezus werd Grieks, vanwege de veroveringen van Alexander de Grote, de belangrijkste taal en cultuur in een groot deel van de wereld. En zodoende werd het Wekenfeest bekend onder haar Griekse naam Pentecost, ofwel “vijftigste dag”.

Net zoals Pascha de uittocht van Israël uit Egypte vierden, zo vierde Pinksteren de dag dat God op de berg Horeb neerdaalde en hen de Tien Geboden gaf. God wilde de wet, door het gesproken woord, op hun harten schrijven, maar het volk trok zich terug en weigerde om de rest van de wet te horen (Ex. 20:18-21). Daarom moest Mozes de wet op stenen tafelen schrijven.

Zeven weken na de kruisiging van Jezus werd de Heilige Geest aan de Kerk geschonken, hetgeen opgetekend is in Handelingen 2:

1 En toen de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eensgezind bijeen. 2 En plotseling kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en dat vervulde heel het huis waar zij zaten. 3 En aan hen werden tongen als van vuur gezien, die zich verdeelden, en het zat op ieder van hen. 4  En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen te spreken in andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken.

 5 Nu woonden er Joden in Jeruzalem, godvrezende mannen uit alle volken die er onder de hemel zijn. 6 Toen dan dit geluid klonk, kwam de menigte samen en raakte in verwarring, want ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken. 7 En zij waren allen buiten zichzelf en verwonderden zich, en zij zeiden tegen elkaar: Zie, zijn het niet allen Galileeërs die daar spreken? 8 En hoe kunnen wij hen dan horen, eenieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn? 9 Parthen, Meden en Elamieten en zij die inwoners zijn van Mesopotamië, Judea, Cappadocië, Pontus en Asia, 10 Frygië, Pamfylië, Egypte, en de streken van Libië, dat bij Cyrene ligt, alsook de nu hier verblijvende Romeinen, zowel Joden als proselieten, 11 Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze taal over de grote werken van God spreken. 12 En zij waren allen buiten zichzelf en raakten in verlegenheid, en de één zei tegen de ander: Wat wil dit toch zeggen?

Ja, wat wil dit toch zeggen? Bij het eerste Pinksteren onder Mozes was er ook sprake van een grote groep mensen van allerlei afkomst (Ex. 12:38). Maar toen de stem van God klonk vanaf de berg hoorden zij ongetwijfeld allemaal de Tien Geboden in hun eigen taal. God kwam naar de aarde om de hemel hier te brengen. Maar in de tijd van Mozes weigerde het volk om meer te horen (Ex. 20:18-21). Daarom werd de goddelijke wet niet op hun hart geschreven, maar werd deze later aan hen gegeven op een uiterlijke manier – de stenen tafelen (Ex. 34:29).

Wetten die geschreven staan op steen, hout of andere media moeten van buitenaf opgelegd worden en kunnen niemand rechtvaardig maken, in tegenstelling tot wetten die op het hart geschreven worden. Er wordt gezegd dat de overheid moraliteit niet kan legaliseren. Dit is een halve waarheid. Wetten kunnen gedrag reguleren, omdat de mens bang gemaakt kan worden voor de sancties voor het overtreden van de wet. Maar wetten kunnen het hart van iemand niet veranderen. De ware aard van iemands hart wordt getoond wanneer deze externe wetten wegvallen. Wanneer de morele wetten niet op zijn hart geschreven staan zal hij spoedig terugvallen in wetteloos gedrag.

De ware rechtvaardigheid van de mens komt tot uiting wanneer er geen sprake is van een dreiging van een externe wet. Wanneer de wet op het hart van de mens geschreven is dan zal hij het goede doen, omdat zijn natuur bestaat uit het goed en zachtmoedig behandelen van anderen. Een dergelijk iemand zal, of de overheid dit nu verbied of niet, zijn naasten recht doen. Als de wet niet op zijn hart geschreven staat zal hij Gods wet overtreden wanneer hij er niet mee instemt of wanneer hij zichzelf te zwak vind om de verleidingen van de zonde te weerstaan.

Het schrijven van de wet op het hart is het ware doel van Pinksteren. Dit wordt gedaan door de kracht van de Heilige Geest. De Geest van God moet inwoning vinden in de mens. De Geest van God moet in de geest van de mens gaan en EEN WORDEN MET de geest van de mens.

Op deze manier wordt de goddelijke wet geschreven op het hart van de mens. De Heilige Geest gaat werken in de mens door de goddelijke wet op zijn hart te schrijven, waardoor het een gedeelte van zijn natuur wordt. Vervolgens hoeft een externe wet hem niet meer te vertellen wat hij moet doen, want hij kent de wet en zal er instinctief naar handelen – ongeacht wat de wetgeving van de mens is.

Het doel van Pinksteren is dus om iemand te veranderen van DOEN van rechtvaardige daden naar het ZIJN van rechtvaardig.

Net zoals Pascha iemand een christen maakt, zo hoort Pinksteren de christelijke levenswandel en gehoorzaamheid te definiëren. De christen wordt met Pacha “geboren”, maar groeit door Pinksteren, door de leiding van de Geest van God, op tot volwassenheid.

Daarom is het beklagenswaardig dat vele christenen vandaag de dag Pinksteren hebben verworpen door te zeggen dat het slechts van belang was voor de discipelen in de eerste eeuw. De verwerping van Pinksteren heeft veel scheuring teweeg gebracht tussen hen die zich christenen noemen. Hierdoor konden ambitieuze, maar talentvolle redenaars, hoewel zij geestelijk nog kinderen waren, Kerkleiders worden. En later bleek vaak dat deze leiders nog niet eens Pascha hadden ervaren (ofwel, rechtvaardiging door geloof in het Lam van God).

En terwijl de eeuwen voorbij streken werden de rechtvaardigen vaak vervolgd door de christelijke leiders omdat zij in opstand durfden te komen tegen het zedeloze gedrag van de pausen.

Vervolgens kwamen de Kruisvaarders die in het leven geroepen waren om de “heilige plaatsen” en heiligdommen terug naar het “Heilige Land” te brengen. Zij wisten niet dat God land alreeds aan de kinderen van Hagar had gegeven, nadat de Joden het Nieuwe Verbond hadden verworpen. Zie mijn boek “De Schuldbrief in Profetie”  voor meer informatie omtrent dit onderwerp. Toen de Joden besloten om onder de gezag van het Oude Verbond te blijven (de berg Sinaï of Horeb), plaatsten zij Jeruzalem onder het gezag van de berg Sinaï in Arabië – hetgeen de erfenis van Hagar en Ismaël is (Gal. 4:25). Dus God gaf het land en de stad aan Ismaël, waardoor noch de Joden, noch de christenen er een geldige claim op konden leggen.

Een paar eeuwen na Christus werd het duidelijk dat de Kerk (vertegenwoordigd door het leiderschap) Pinksteren had verworpen, net zoals Israël dit in de dagen van Mozes ook had gedaan. Met andere woorden, zij weigerden Zijn stem te horen waardoor de niet de wet niet op hun hart geschreven werd. Zij hadden Jezus als Lam van God aangenomen (Pascha), maar op het gebied van Pinksteren schoten zij tekort. In plaats van zich te onderwerpen aan de wet dachten zij dat God al hun daden wel door de vingers zou zien.

Omdat zij nu “ verkoren” waren dachten zowel de politieke als de religieuze leiders in hun arrogantie dat zij konden doen wat zij wilden en dat God hen hier altijd ruggesteun zou geven, ongeacht hun corrupte en onderdrukkende wegen. Dit gezag (het doen wat zij wilden doen) was gebaseerd op het idee van “apostolische successie”, waarbij zij het feit dat de Israëlische Levitische priesters dit alreeds hadden geprobeerd negeerden. Deze priesters hadden gefaald in het ontkomen aan Gods oordeel.

Het Levitische priesterschap onder het Oude Verbond was gebaseerd op de genealogie van Aäron, de broer van Mozes. Zij dachten dat wanneer zij hun genealogie maar konden bewijzen, zij nooit vervangen konden worden. Zij realiseerden zich niet dat God alreeds de Melichzedische Orde van priesters had gevestigd die uiteindelijke de ordening van Aäron zou gaan vervangen. In Psalm110:4 vertelde God aan Koning David,

4 De HEERE heeft gezworen en Hij zal er geen berouw van hebben: U bent Priester voor eeuwig, naar de ordening van Melchizedek.

Deze nieuwe ordening was niet gebaseerd op genealogie (Heb. 7:1-11), want David was van de stam Juda en niet van Levi. David kon geen priester naar de ordering van Levi zijn, maar toch handelde hij als priester in de tabernakel van David toen de Ark van het Verbond in zijn bezit kwam voor het naar de tempel van Salomo ging. Ook at David van de toonbroden (1 Sam. 21:6), hetgeen alleen toegestaan was voor priesters. Maar toch at David ervan en hij zondigde niet, want hij was namelijk een priester, hetzij van een andere ordening.

Hebreeën 7 zegt heel duidelijk dat de ordening van Melchizedek de ordening van Aäron heeft vervangen als zijnde uitvoerders van Gods wil – d.w.z. Zijn “laatste wil en testament”. De priesters hadden de verantwoording om de bepalingen van Zijn wil na de dood van Jezus te uit te dragen (Heb. 9:16-18). Omdat de priesters naar de ordening van Aäron betrokken waren in het plot om Hem te doden werden ze onterfd ten gunste van een nieuwe uitvoerder van de wil. Deze nieuwe uitvoerders zijn de priesters naar de ordening van Melchizedek – die herkent kunnen worden aan hun karakter en hun overeenstemming met Jezus Christus.

De Kerk werd in het Pinkstertijdperk net zo corrupt als het priesterschap van Aäron was. Een corrupte priester kan NIET van de ordening van Melchizedek zijn, ongeacht hoe hij zichzelf ziet. De Roomse Kerk stichtte geen erfelijke monarchie, maar zij stichtte wat zij noemen een “apostolische successie”.

Het was voor alle praktische doeleinden hetzelfde als een erfelijke monarchie. Alleen claimde het gebaseerd te zijn op een verdienstelijk en christelijk karakter terwijl dit in werkelijkheid helemaal niet zo was. Het pausdom werd net zo schandelijk als in de dagen van het priesterschap van Aäron gekocht en verkocht. Zij waren van mening dat wanneer zij eindelijk de functie van paus hadden bereikt, zij door hun vleselijke verlangens en persoonlijk gewin konden heersen. “Apostolische successie” heeft als corruptie in Gods ogen totaal in geen verdienste. Wanneer de tijd aanbreekt van het Loofhuttentijdperk en haar toekomende Koninkrijk zullen zulke priesters nogmaals afgezet en verwisseld worden door de overwinnaars die wel het karakter van Jezus Christus zullen openbaren.

Hoewel het zichzelf als de Nieuwtestamentische Kerk bestempelde schoot het toch tekort omdat de zalving onder Pinksteren gezuurd is. Zuurdeeg is gist, hetgeen een symbool van zonde is. Jezus zei: “Kijk uit, en wees op uw hoede voor het zuurdeeg van de Farizeeën en de Sadduceeën” (Mat. 16:6). De wet stond het niet toe dat een priester iets met zuurdeeg offerde, omdat de offers naar Jezus, Degene zonder zonde, moesten verwijzen.

Maar opmerkelijk genoeg beval God dat zuurdesem bij een Pinksteroffer hoorde. Zie Lev. 23:17,

17 Uit uw woongebieden moet u twee broden meebrengen, bestemd voor een beweegoffer. Ze moeten van twee tiende efa meelbloem zijn, met zuurdeeg gebakken; het zijn de eerstelingen voor de HEERE.

Dit profeteerde dat het Pinkstertijdperk gezuurd zou zijn – ofwel, vervuld met zonde. Het zou niet genoeg zijn om de rechtvaardigheid van God tot de wereld te brengen. Het zou niet in staat zijn om het Koninkrijk van God op aarde te vestigen. Het gevolg was dat zij het patroon van koning Saul en zijn koninkrijk gingen volgen, in plaats van het patroon van koning David en zijn Koninkrijk.

Op de dag van de tarweoogst werd koning Saul gekroond (1 Sam. 12:17) en dit was een profetisch beeld van de Kerk onder Pinksteren. Net zoals Saul grotendeels van zijn 40 jaar heerschappij in opstand tegen God regeerde, zo ook “regeerde” de gezuurde Kerk gedurende 40 Jubeljaren. In 1993 eindigde de 40 Jubeljaren (40 x 49) van het Pinkstertijdperk. Vanaf dat moment begon God zijn autoriteit over te zetten op de overwinnaars die een visioen van het Loofhuttenfeest hadden gehad.

Het meest belangrijke feit is dat Pinksteren, met zijn voorschot van de Geest, niet in staat was om de zonen van God te openbaren. Deze gebeurtenis zal geschieden bij de vervulling van het Loofhuttenfeest, waarbij de volheid van de Geest geschonken wordt aan hen binnen de ordening van Melchizedek die zullen heersen in het toekomende Koninkrijk.